
Deze aangename roman heeft verschillende verhaallijnen, maar is in eerste instantie een familiekroniek van de familie Antonetti. We volgen het grillige levensverhaal van grootvader Marcel die zich uiteindelijk mislukt ziet in zijn ambities om van het eiland weg te komen en iets te betekenen. We volgen ook kleinzoon Matthieu die niets liever wil dan zich permanent op het eiland te vestigen. Hij groeit met zijn ouders op in Parijs, maar brengt elke vakantie door op het rustige oord vol boeren en schaapsherders. Zijn zus Aurélie zoekt dan weer weer exotischer oorden op en reist naar Algiers om er deel te nemen aan de opgravingen en zich onder te dompelen in de plaatselijke cultuur.
Matthieu sluit op jonge leeftijd een hechte vriendschap met Libero Pintus, zoon van een schaapsherder en verknocht aan het eiland. Ze studeren beiden dicht bij huis, maar zien elkaar elke vakantie. Wanneer Hayet, de waardin van het plaatselijke café het hazenpad kiest, zit de eigenares met een dilemma. Ze wil het café niet verkopen, maar wil er zelf niet in dienen. Hoe vaak ze ook meent een geschikte uitbater te hebben gevonden, het loopt steeds op een fiasco uit. Beide jongeren kunnen haar overtuigen hen een zomer lang carte blanche geven om er een succesvolle zaak van te maken. Matthieu 's ouders zijn niet erg opgezet dat hij zijn studies onderbreekt voor dergelijke frivoliteiten, maar tegen alle verwachtingen in kent het café een heuse wederopstanding.
Ze laten dan ook niets aan het toeval over en huren vijf dienstmeisjes in die met hun jonge uitstraling de nodige stamgasten lokken. Ze serveren lekkere versnaperingen en zoeken iemand die muziek komt spelen. Matthieu voelt zich gelukkig en oppermachtig. Hij legt zich na een lange werkdag steevast te ruste tussen de warme lichamen van de serveersters. Hij sluit zich af van familiale problemen, zoals de ziekte van zijn vader, en denkt maar zelden terug aan zijn vriendin Judith Haller die hij in Parijs heeft achtergelaten. Niets lijkt de idyllische wereld die hij in dit boerendorp heeft opgebouwd te kunnen verstoren.
In dichterlijke bewoordingen schetst Jérôme Ferrari een leefwereld vol incestueuze relaties en grof geweld. Diepe, onuitgesproken gevoelens drijven de personages tot wanhoop. Onderlinge rivaliteit laat hun dromen uiteenspatten. De preek over de val van Rome schetst niet alleen de ondergang van een dorpscafé, het doorprikt ook de heersende opvatting dat men meester is over zijn eigen lot.