Het is dinsdag, een gewone weekdag, een bejaarde man ontwaakt, staat op, denkt aan zijn overleden echtgenote. Het meisje van de sociale dienst wil hem graag in een bejaardentehuis hebben, hij peinst er niet over. Man drinkt koffie. Man rookt sigaret. Banale handelingen, de laatste schaduwgevechten van iemands leven. De oude man wordt als een Vlaamse boerenzoon geboren. Tot zijn negentiende speelt zijn leven zich af in een straal van tien kilometer. Op een dag verkracht hij een meisje. Zijn ouders “verbannen” hun zoon naar de plantage van zijn zuster in Congo, waar het oude koloniale systeem aan het instorten is. Hij leert er een ander leven kennen: ruimer en gevaarlijker. Hij wordt opzichter, piloot, racer, drukker en sluit zich uiteindelijk aan bij de Katangese soldaten van Tsjombé en later nog bij de wrede en uitzinnige Simbarebellen van Mulele.
Ongeveer halverwege gaat de hoofdpersoon op jacht en schiet een aap. De tanden van het dier draagt hij aan een kettinkje rond zijn hals; ze boezemen de Congolezen ontzag in. Die tanden zijn een krachtig beeld. Peeters' protagonist zet zijn tanden in het leven. Hij is een hedonist, iemand die zijn eigen genot najaagt, zonder uit de weg te gaan voor anderen. Vrouwen, zwarten, dieren: allemaal betalen ze een hoge prijs voor zijn genot. Maar hij bereikt het wel !
In het leven komt het erop aan de spijt niet toe te laten, weet de man, en daar heeft hij geen enkele moeite mee. Elvis Peeters slaagt er fenomenaal goed in de ziel van de collaborateur te doorgronden, hij die zelf geen idealen heeft en slechts het eigen opportunisme als leidraad neemt en hij doet dit zonder platvloers te worden.
De roman heeft zelfs een trailer op YouTube.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten