Julius, een jonge succesvolle psychiater, maakt s' avond schijnbaar doelloze wandelingen om aan de stress van zijn werk te ontsnappen. Hij levert zich over aan de chaos van de New Yorkse buurten en als hij te ver is afgedwaald neemt hij de metro terug naar huis. Soms knoopt hij een gesprek aan met een nobele onbekende als de situatie zich daartoe leent, maar meestal dwaalt hij alleen met zijn gedachten door de straten. Steeds merkt hij nieuwe dingen op en kan zich verwonderen over de vele verborgen schatten die de stad hem te bieden heeft. Maar hij is ook niet blind voor de keerzijde die de stad hem laat zien. De leegstand en de penibele omstandigheden in de ghetto's laten zien dat The American Dream niet voor iedereen is weggelegd.
De relatie met zijn vriendin Nadège is op sterven na dood, sinds ze naar San Francisco is verhuisd. Ze zijn uit elkaar gegroeid, misschien omdat zij meer aanleunde bij de kerk en haar vrijwilligerswerk. Op een keer ging hij met haar mee naar een detentiecentrum bij La Guardia waar immigranten worden vastgehouden tijdens hun asielaanvraag. Het schrijnende verhaal van Saidu, gevlucht voor de gruwel van Charles Taylor greep hem aan, maar toch kon hij er afstand van nemen en brak hij zijn belofte om Saidu terug op te zoeken.
De straten die hij door loopt zijn een etnische smeltkroes, waardoor zijn gedachten soms afdwalen naar zijn jeugd in Nigeria. Die werd getypeerd door een moeilijke relatie met zijn stuurse moeder en het wegvallen van zijn vader op veel te jonge leeftijd. Julius kende er een harde tijd op school, weg van zijn ouders, maar verraste iedereen door daarna meteen naar Amerika te trekken. Hij kreeg een volle studiebeurs van Maxwell University. Zijn gedachten gaan ook uit naar zijn grootmoeder aan moeders kant, zijn nog enige levende grootouder die in Brussel woont en die hij eens dringend zou moeten opzoeken.
Julius neem zijn resterende verlofdagen op en neemt het vliegtuig naar Brussel. Hij treft er een stad die weifelt tussen oud en nieuw met onderhuidse spanningen jegens migranten. Hij laat dan ook zijn avondwandelingen achterwege. Hij brengt veel tijd door in een belwinkel waar hij geanimeerde gesprekken heeft met Farouq, een Marokkaan die naar Europa kwam met grote dromen, maar enkel teleurstelling vond. Zijn zoektocht naar zijn grootmoeder draait op niets uit en als hij zijn verlof heeft opgebruikt, keert Julius onverrichter zake terug.
De wintermaanden na zijn terugkeer worden gekenmerkt door enkele ingrijpende gebeurtenissen. V. een patiënt die Julius nauw aan het hart lag, heeft in zijn afwezigheid zelfmoord gepleegd. Professor Saito, een hoogleraar en tevens een soort mentor met wie Julius een goed relatie onderhield, sterft op de gezegende leeftijd van negentig jaar. Hij zoekt troost bij Nadège, maar die heeft zich ondertussen verloofd met een andere man. In het begin van de lente wordt Julius op straat beroofd door enkele zwarte jongeren. Hij overwint echter zijn angst en blijft wandelen. Terwijl zijn vrienden een nieuw leven opbouwen en de stad verlaten, bouwt Julius aan een toekomst voor zichzelf in New York. Die keuze valt hem niet zwaar.
Open stad is een rijke roman rond één hoofdpersonage. Eigenlijk draait het verhaal niet om hem, maar om de mensen die hij ontmoet. Gewone mensen die vaak meer te bieden hebben dan men op het eerste zicht zou denken. Mensen die het cliché van hun afkomst overstijgen. Het verhaal is ook een zoektocht van Julius naar zijn eigen identiteit die hij ontdekt in zijn omgang met anderen.
Verder leest Open stad als een alternatieve reisgids vol leuke plekjes die New York te bieden heeft en de eeuwenoude geschiedenis die eraan voorafgaat. Bovenal blijft dit boek me echter bij als een aanklacht tegen de behandeling van immigratie-stromen, gaande van de zwarten tot de Arabieren. Je kan als lezer moeilijk alles bevatten wat zich in deze roman aandient, maar sommige inzichten van Julius stemmen zeker tot nadenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten