26 feb 2014

Nicole Krauss - Clair-obscur

Na vier jaren van stilzwijgen komt Nicole Krauss met Clair-Obscur, een klein boekje van amper dertig bladzijden. Het boekje bestaat uit één enkel verhaal over een bekende landschapsarchitect en zijn privésecretaris. Hoe ze samen leven op zijn landgoed De Luwte die de parel op het werk vormt van de alom geroemde architect. De naam van de secretaris evenals de naam van zijn werkgever blijven ongenoemd. Ook het land waarin ze wonen, wordt niet vermeld. Wel zijn er de generaals die de landschapsarchitect dwingen iets te verbergen in het door hem aan te leggen park.

Het verhaal dat vanuit het ik-perspectief van de secretaris is geschreven, getuigt van een onvoorwaardelijke adoratie voor zijn leermeester, maar toch zal hij steeds in dubio blijven over diens verloochening van zijn eigen natuur. De architect is een man van de aarde en even weerbarstig is zijn natuur. De secretaris is zijn klankbord en kan zich spiegelen in zijn aura. Het verhaal vertelt hoe beiden elkaar leerden kennen en ze langzaam een rol in elkaars leven zijn gaan spelen.

Clair-obscur is een knap verhaal dat net als Krauss' eerdere werk tot nadenken stemt. Toch blijft het te afstandelijk en onpersoonlijk om echt te kunnen beklijven. Hopelijk laat ze ons niet te lang meer wachten op een waardige opvolger voor Het grote huis.

Nicole Krauss - Het grote huis

De laatste roman van Nicole Krauss uit 2010 bestaat uit twee grote delen met terugkerende thema's en bijhorende verhalen. In enkele lijvige hoofdstukken worden verschillende familiegeschiedenissen uit de doeken gedaan die zich uitstrekken van New York over Londen tot Jeruzalem. De subtiele verwijzingen tussen de verschillende verhalen, maken dat je dit boek aandachtig dient te lezen om het spoor niet bijster te raken. Elke nieuwe geschiedenis vraagt tijd om door te dringen tot de lezer, maar slorpt je nadien volledig op. Het grote huis is dan ook een grote roman die misschien wel meer dan een enkele leesbeurt nodig heeft om volledig door te kunnen dringen.

Recht van spreken

Na de breuk met haar jeugdliefde R. is die er met haar meubels vandoor. Nadia kan tweedehandsmeubels op de kop tikken. De eigenaar, Daniel Varsky, een Chileense dichter vertrekt immers naar Chili. Voor zijn vertrek kennen ze nog een onstuimige nacht. Ze corresponderen nog, maar twee jaar later blijkt Varsky spoorloos verdwenen. Zijn bureau van Lorca siert haar leefkamer en ze schrijft er vele jaren haar romans aan. Ze trouwt op latere leeftijd met S. maar duwt hem steeds verder weg. Ze wil geen kinderen en laat zich enkel binden door haar schrijverschap. Ze blijft na haar scheiding verder schrijven tot op een dag iemand die zich voorstelt als de dochten van Varsky het bureau komt opeisen. Van zodra ze de lege kamer terugziet wordt ze door hevige angsten bevangen. Ze vertrekt naar Jeruzalem, het bureau achterna. Ter plaatse komt ze in contact met een jongeman die als twee druppels water lijkt op de vroegere Daniel Varsky . Ze laat zich meeslepen met noodlottige gevolgen.

Ware barmhartigheid

Een oude man begraaft zijn vrouw in Israël, geflankeerd door zijn zonen. Joeri is op zijn oude dag zijn enige toeverlaat, terwijl Dovvik na zijn legerdienst het ouderlijk huis heeft verlaten om uiteindelijk rechter te worden in Engeland. Vader Aaron man leeft in onmin met zijn jongste zoon en ziet hem als een indringer bij dit laatste afscheid. Al van kinds af was Dovvik het zwakke broertje dat zomaar begon te huilen en nooit tevreden leek. Moeder snelde hem altijd te hulp bij de minste pijn of ontevredenheid. Vader was altijd de boeman die zijn zoon tot de orde riep en geen grip kreeg op diens koppigheid en ingekeerdheid  Maar moeder is nu verdwenen en nadat Dovvik zijn vader terug naar huis heeft gebracht, vraagt hij of hij enige tijd mag blijven. Tien dagen zwijgen ze tegen elkaar. Aan het einde van zijn leven wil Aaron zijn zoon echter overtuigen dat hij steeds van hem heeft gehouden. Hij loopt dan ook de keuken in waar zijn zoon hem elke dag  opwacht, maar zijn zoon is er niet.

Zwemvijvers

Arthur en Lotte leven als koppel op gevorderde leeftijd kinderloos samen in hun huis in Londen. Lotte is schrijfster en Arthur leraar. Ze leiden een geregeld leven en kijken dan ook verwonderlijk op als s' avonds iemand onaangekondigd aan de deur belt. De jongeman die daar staat, Daniel, blijkt een van haar lezers te zijn. Tegen haar natuur in laat ze de jongeman binnen en ze praten uren met elkaar. In de daaropvolgende dagen merkt Arthur meermaals dat de jongen is langs geweest. Een onbestemd gevoel van jaloezie bekruipt hem, hoewel zijn vrouw en de jongen dertig jaar in leeftijd verschillen. De jongen verdwijnt echter even abrupt uit Lotte's leven en heeft haar favoriete bureau meegekregen.

Het koppel wordt samen oud en de vrouw die tot op zeker hoogte altijd onpeilbaar voor hem is gebleven, geeft ongewild haar grootste geheim prijs, ze is op jonge leeftijd bevallen van een kind en heeft het voor adoptie afgestaan. Na de dood van zijn vrouw gaat Arthur op zoek naar het kind dat voor adoptie is afgestaan in de hoop meer te weten te komen over zijn vrouw en diens vroegere minnaar. Het kind, Edward, is echter al geruime tijd geleden overleden. Arthur's leven wordt op het einde nog op zijn kop gezet als er wordt aangebeld door meneer Weisz die op zoek is naar een welbepaald bureaumeubel.

Leugens van kinderen

Isabel gaat met goedkeuring van haar ouders studeren in Oxford. Ze vindt echter geen aansluiting met medeleerlingen en gaandeweg verliest ze de interesse voor haar opleiding letterkunde. Op een feestje leert ze Yoav kennen die haar meteen inpalmt met zijn eigenzinnige karakter. Yoav woont samen met zijn zus Lea in een groot huis in Londen. Ze hebben een bijzondere band die mee in de hand is gewerkt door hun overbeschermende vader Ze lijken niemand anders nodig te hebben in hun leven.  Isabel spendeert veel tijd in het huis in Londen, maar mag er nooit zijn als hun vader langskomt. Ze verzet zich hiertegen, maar als ze eindelijk kennismaakt met meneer Weisz, snapt ze het meteen. Na een korte reis naar haar ouders in New York merkt ze dat het huis in Londen verlaten is. De komende zes jaar hoort ze niets meer van Yoav en Lea. Tot ze plots een telefoontje ontvangt van Lea die haar een voorstel doet vanuit Jeruzalem.

Weisz

Vader Weisz is antiekverzamelaar. Zijn levensdoel is om alle meubels terug te krijgen die zijn vader heeft verloren bij de oorlog. Hij reserveert in zijn huis in Jeruzalem een kamer die een exacte kopie dient te worden van de kamer in zijn ouderlijk huis. Jarenlang verzamelt hij alle verloren gewaande meubels, maar de zoektocht naar een bureau blijft hem zorgen baren. Nadat hij het eindelijk heeft gevonden, heeft hij het opgeslagen en zijn dochter de sleutel gegeven. Die heeft het echter verplaatst.om de anders zo kille man te raken in zijn diepste emoties.


Het grote huis is een weldoordachte en complexe roman met intrieste verhalen over mensen die een manier zoeken of vinden om om te gaan met hun eenzaamheid. De verhalen zijn zeer persoonlijk, omdat de schrijfster steeds in de huid kruipt van het hoofdpersonage. Naast de verschillende ik-personages zorgen ook de wisselende tijdsintervallen voor een desoriënterend effect. De verbindende elementen zijn een groot bureau, de Joodse afkomst en de Chileense dichter Daniel Varsky, maar op het einde blijf je nog steeds naar verbanden zoeken die er misschien wel niet zijn. Ook daarin ligt de kracht van deze meeslepende roman.

24 feb 2014

Stefan Hertmans enige Belg op shortlist Gouden Boekenuil


De Belgische auteur Stefan Hertmans neemt het op tegen de Nederlandse schrijvers Jan Brokken (De vergelding), Joost de Vries (De republiek), Ilja Leonard Pfeijffer (La superba) en Jamal Ouariachi (Vertedering). Geen van de genomineerde auteurs heeft de Gouden Boekenuil al eens gewonnen.

Vorig jaar ging de prestigieuze literatuurprijs naar het boek "Pier en oceaan" van de Nederlandse schrijver Oek de Jong. De Gouden Boekenuil 2014 wordt op 24 april uitgereikt in de KVS in Brussel. De laureaat krijgt een geldprijs van 25.000 euro en een kunstwerk van Philip Aguirre. De genomineerden ontvangen elk 1.000 euro.

Er wordt ook een prijs van de Lezersjury uitgereikt. Aan die onderscheiding is een geldbedrag van 2.500 euro en een pen van Montblanc verbonden. (bron : deredactie.be)

F.M. Dostojevski - Aantekeningen uit het ondergrondse

‘Ik ben een zieke man. Ik ben een boze man. Een onaantrekkelijke man.’ De naamloze hoofdpersoon van Dostojevski’s Aantekeningen uit het ondergrondse is de mens zoals we hem liever niet willen zien: overspannen, agressief, onberekenbaar, en onredelijk tot in het diepst van zijn wezen. Zijn geest draait overuren, voortdurend valt hij zichzelf in de rede. Teruggetrokken in zijn donkere hoekje, ver weg van wat hij ‘het levende leven’ noemt, bestookt hij de mensheid met zijn manische cultuurkritiek. Hijzelf is op zijn veertigste de levende ontkenning van de idealen van de verlichting, van álle idealen. ‘De mens wil graag iets creëren en wegen aanleggen, dat staat buiten kijf. Maar waarom is hij ook zo’n hartstochtelijk liefhebber van verwoesting en chaos?’ Anders gezegd: ‘iets kapotmaken is soms ook erg prettig.’



















Het eerste deel van Dostojevski’s korte roman uit 1864, getiteld Het ondergrondse, is één lange monoloog tegen de onuitroeibare vooruitgangsgedachte. De ondergrondse man slaat de lezer om de oren met woorden als zweepslagen, smalend haalt hij zijn gelijk binnen. Hijzelf is maar een zielig geval, stelt hij vast, niet meer dan een muis, juist omdat hij dieper kijkt dan de meeste mensen. Die anderen kost het geen moeite om zin in hun leven te ontdekken, ze klampen zich vast aan de eerste de beste drogreden. Zij gaan recht op hun doel af, zonder zichzelf moeilijke vragen te stellen, ze laten zich alleen stoppen wanneer ze tegen de muur van hun beperkte mogelijkheden aanlopen. De ondergrondse man is niet gezegend met die blinde ambitie, die bedaarde zekerheid; in zijn donkere hoekje moet hij het opnemen tegen alle tegenstrijdigheden van zijn eigen verwrongen geest. In zijn eigen bestaan kan hij geen fundament ontdekken.


Maar in dat onvermogen verklaart hij zichzelf superieur. Hijzelf vormt een levende aanklacht tegen alle zelfgenoegzame aannames die de mens er over zichzelf op nahoudt; in de eerste plaats de waangedachte dat hij zichzelf kan laten leiden door de rede. De mens, stelt de ondergrondse man honend vast, zegt hartstochtelijk in iets te geloven, en doet even later precies het tegenovergestelde. De gedachte dat een mens vanzelf beter wordt wanneer hij verlichte theorieën en systemen gaat aanhangen, wordt door hem als absurd afgedaan. Maar ‘de mens is zo verslingerd aan systemen en aan abstracte gevolgtrekkingen dat hij bereid is de waarheid bewust te verdraaien, bereid is om ziende blind en horende doof te zijn, alleen om de juistheid van zijn logica aan te tonen.’ Beschaving maakt de mens niet minder mens. Tegenwoordig verafschuwt hij weliswaar zinloos bloedvergieten, maar het bloed wordt nog altijd in stromen vergoten.

Dat zegt Dostojevski in 1864 – sommige lessen moeten steeds opnieuw geleerd worden. De nietsontziende monoloog van de ondergrondse man, de lange neurotische aanklacht waarin hij korte metten maakt met de gedachte dat de mens zichzelf kan verlossen door de rede, is zo actueel dat het pijn doet.

Meteen na de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 werd in columns en beschouwingen verwezen naar de literatuur, niet alleen naar Tom Clancy, die in één van zijn megathrillers een soortgelijke aanslag als die op het WTC voorspeld zou hebben, maar vooral naar Dostojevski en Joseph Conrad – zij hadden, in romans als Boze geesten en The Secret Agent, het nihilisme en de vernietigingsdrang van de terrorist op een onnavolgbare manier beschreven. Vijf jaar later, terwijl er op de opiniepagina’s gebekvecht wordt over het aantal slachtoffers dat de invasie van Irak werkelijk heeft veroorzaakt, kunnen we Dostojevksi’s ondergrondse man oproepen als een verpletterende getuige-deskundige: de verlichting is hoogstens een ideaal tegen beter weten in, een houding, en niet, zoals ook zoveel Hollandse denkers menen, een methode. De naïeve gedachte dat een mens van de ene dag op de andere zou kunnen leven volgens de rede en zich zou laten beperken door de onwankelbare wetten die de wetenschap heeft blootgelegd, wordt door de ondergrondse man honend terzijde geschoven. ‘En dat alles om de meest onbenullige reden, die niet eens het vermelden waard lijkt; en wel dat de mens altijd en overal, wat voor iemand hij ook was, heeft willen doen waar hij zin in had, en helemaal niet wat het verstand en zijn belang hem voorschreven; je kunt ook wel eens zin hebben in iets dat tegen je eigen belang indruist, en soms moet je dat beslist doen.’ Voor de ondergrondse man zijn de menselijke beperkingen onverdraaglijk; de gedachte dat twee maal twee vier is, en ook altijd vier zal blijven, is een kwelling waar hij zich niet bij neer kan leggen. Waarom zou twee maal twee niet vijf kunnen zijn?

Onder die perverse willekeur van de menselijke geest, ontdekt de ondergrondse man nog een dieper verlangen, dat rechtstreeks indruist tegen al het streven naar een betere mens – het verlangen naar lijden. De mens zal nooit afstand doen van het echte lijden, zegt hij, ‘dat wil zeggen van verwoesting en chaos. Lijden – dat is immers de enige oorzaak van het bewustzijn.’ Die ondraaglijke waarheid vormt de kern van de roman.

De monoloog van het eerste deel van de Aantekeningen uit het ondergrondse wordt gevolgd door een herinnering van de ondergrondse man aan een beslissende episode in zijn leven, getiteld ‘Naar aanleiding van natte sneeuw’. Die vertelling is magnifiek. Niet langer wordt de mensheid in staat van beschuldiging gesteld, maar de ondergrondse man zelf – door zichzelf. Hij vertelt hoe hij als jongeling zich opdringt aan een groepje voormalige schoolgenoten, die het vertrek van een van hen, een botte militair die zich bij zijn regiment moet voegen, gaan vieren. Op zijn vierentwintigste is de toekomstige ondergrondse man al een meester in de zelfkwelling. Hij nodigt zichzelf uit terwijl hij weet dat hij niet welkom is, hij jaagt zichzelf op kosten waarvan hij weet dat hij zich die niet kan veroorloven. Hij zwelgt in zijn haat en zelfvernedering, beledigt zijn gezelschap, voelt zich door het minste dodelijk beledigd, daagt uit tot een duel, biedt kruipend zijn verontschuldigingen aan. Wanneer de anderen hem negeren in zijn dronkenschap en besluiten naar een bordeel te gaan, smeekt hij een van hen hem geld te lenen en volgt hen. In het bordeel ontwaakt hij de volgende ochtend naast Liza, een twintigjarig meisje.

In wat volgt laat Dostojevski zijn grootheid zien. De ondergrondse man praat in bed op het meisje in, naar hij zelf beweert uit pure balorigheid, en houdt haar de afschrikwekkende toekomst voor die haar te wachten staat als ze in het bordeel blijft werken. Het meisje breekt en levert zich aan hem uit. De lezer zit het hele verhaal opgesloten in het manische perspectief van de ondergrondse man – we zien Liza alleen door zijn samengeknepen ogen – maar Dostojevski maakt moeiteloos voelbaar wat er achter de wereldwijze, cynische woordenstroom van zijn verteller ligt: een radeloos verlangen naar liefde.

Dat zou gemakkelijk hebben kunnen leiden tot het soort sentimentaliteit waar Dostojevski, een groot liefhebber van Dickens, zo vaak van beschuldigd is. Maar de Russische schrijver zet het cliché van het hoertje met het gouden hart dat een zondige man tot zelfinkeer brengt, genadeloos op zijn kop. De ondergrondse man kan niet aan zijn eigen geest ontsnappen: hij zegt dat hij niet meent wat hij zegt, dat hij een spelletje met Liza speelt en ook met zijn eigen gevoelens, terwijl hij ook steeds weer moet toegeven dat hij het wél meent, dat hij wél om haar geeft, terwijl hij haar ook haat en wil vermoorden, enzovoort. Zo blijft hij de mens die hij zelf in het eerste deel van zijn Aantekeningen meesmuilend heeft beschreven. Ook hij handelt tegen zijn eigen belang in, ook hij doet wat tegen alle redelijkheid ingaat: hij vernietigt onherroepelijk waar hij van houdt.

Dostojevski schreef Aantekeningen uit het ondergrondse terwijl hij ’s nachts aan het sterfbed van zijn eerste vrouw waakte. Van zijn grote romans die nog zouden volgen, vooral De idioot en De broers Karamazov, zal zelfs een groot bewonderaar moeten toegeven dat ze onmatig en onevenwichtig zijn, maar in deze afgemeten roman, nu in krachtig, geserreerd Nederlands vertaald door Monse Weijers, gaat de schrijver niet mee in de onhoudbare woordenstroom van zijn verteller – integendeel, hij laat de ondergrondse man heel precies en genadeloos zijn eigen isolement bekrachtigen. De aanklacht tegen de dwaze zelfgenoegzaamheid van de mens, die maar blijft denken dat hij zichzelf kan verheffen door een systeem of ideologie, wordt scherp gecontrasteerd door het onvermogen van de verteller om zich uit te leveren aan het leven, aan degene die van hem houdt.

Volgens zijn biografen maakte Dostojevski, terwijl hij over zijn doodzieke vrouw waakte, aantekeningen in zijn notitieboek over de noodzaak van geloof, niet in de rede, maar in iets wat daarachter ligt, in God. Hoewel hij zichzelf, zoals hij in een beroemde brief schreef, altijd bleef beschouwen als ‘een kind van zijn tijd, een kind van ongeloof en twijfel’, was voor hem het leven zonder God niets anders dan een peilloze, duistere afgrond. Maar die notie zou hij pas in later werk expliciet maken. In Aantekeningen uit het ondergrondse moet zijn negatieve held het nog helemaal alleen doen. Anders dan veel andere mensen ziet hij de afgrond voor zijn voeten. Hij durft er in te kijken, hij beschrijft de afgrond van een leven zonder zin heel precies en genadeloos – en springt.

Bron : nrc.nl > archief 17.11.2006 - Bas Heijne.

22 feb 2014

Uitgeverij World Editions

 











Dertig jaar na de oprichting van uitgeverij De Geus is het voor de uitgeverij nu hét moment om nieuwe doelen te stellen. De Geus is sinds de oprichting een internationaal georiënteerde uitgeverij. Maar vanaf na gaat de uitgeverij ook internationaal uitgeven, wereldwijd in het Engels.

Hiertoe is de nieuwe uitgeverij World Editions opgericht. Deze nieuwe uitgeverij richt zich op het uitgeven van boeken en e-boeken in het Nederlands en in het Engels. Volgend jaar zullen er tussen de 12 en 16 titels in het Engels verschijnen van auteurs uit Nederland, België IJsland, Zweden, Noorwegen, Amerika, China, Rusland en India.

De Engelstalige titels van World Editions zullen in samenwerking met belangrijke Amerikaanse en Engelse distributeurs hun reis over de wereld beginnen.

World Editions brengt met een imprint onder de naam Colibri romans en thrillers uit in een handig klein, gebonden formaat en met een leeslintje Opvallend aan deze boeken is dat ze ronde hoeken hebben, zoals de Moleskineaantekenboekjes.

De titels die verschijnen zijn vaak hoogtepunten uit het nabije verleden, maar ook nieuwe titels.

De eerste vier verschenen romans van World Editions zijn 'Binnenvallend licht' van auteur Gary Barker, 'Poolzomer' van auteur Anne Swärd, 'Het testament van Maria' van Colm Tóibín en 'Uit de bek van Walvis' van Sjón.

Lees hier een interview met de oprichter Eric Visser.

21 feb 2014

Boeken van mijn vrouw : Marisha Pessl - Nachtfilm

De jonge, mooie Ashley Cordova wordt op een koude oktoberavond dood teruggevonden in een verlaten pakhuis in Manhattan. Het lijkt alsof ze zelfmoord heeft gepleegd, maar onderzoeksjournalist Scott McGrath vermoedt dat er meer aan de hand is. Hij volgt de familie Cordova al jaren, en is geobsedeerd door Stanislas Cordova, beroemd film noir-regisseur en de vader van Ashley. Cordova is al jaren niet meer in het openbaar gesignaleerd en het vermoeden is dat hij zich teruggetrokken heeft op z'n landgoed The Peak.


Vastbesloten het mysterie rondom Ashley's dood te ontrafelen gaat McGrath op onderzoek uit en delft hij dieper in de duistere wereld van dochter en vader. Een speurtocht langs een inrichting, duistere nachtclubs en onderwereldfiguren volgt, totdat het lijkt alsof McGrath zich in een film van Cordova zelf bevindt... en hij vraagt zich af: is hij het volgende slachtoffer?

Nachtfilm is een fantastische, hallucinerende en duizelingwekkende roman over de dunne scheidslijn tussen feit en fictie. (bron : amboanthos.nl)

17 feb 2014

Michael Kumpfmüller - De heerlijkheid van het leven

In het eerste hoofdstuk laat hij de ernstig zieke en afgematte Kafka arriveren in de Duitse badplaats Müritz aan de Oostzee, waar zijn zuster Elli met haar kinderen verblijft. Het is juli 1923.

Na een paar dagen wordt hij er verliefd op Dora Diamant, een vijftien jaar jongere Joodse vrouw die vanaf hun eerste ontmoeting op het strand al voor hem is gevallen. Dora, weggelopen uit een arm en streng orthodox-Joods gezin in Polen, werkt als verzorgster in het kindervakantiehuis van het Jüdische Volksheim, een hulporganisatie voor arme Joden. Ze zal Kafka’s laatste grote liefde worden en de enige vrouw met wie hij, hoe kort ook, heeft samengewoond.



Het verhaal van dat laatste levensjaar wordt in alle soberheid verteld, tot en met het moment waarop de schrijver in een sanatorium buiten Wenen in Dora’s armen sterft en haar ontredderd achterlaat.

De economische crisis en de geldontwaarding maken Kafka’s lijdensweg moeizamer. Een medisch consult kost miljoenen marken, zijn kamerhuur een veelvoud hiervan. Verder gebeurt er niet veel in De heerlijkheid van het leven. Of het moest zijn dat Kafka, een geassimileerde Jood, aan het einde van zijn leven Hebreeuws gaat leren en overweegt naar Palestina te emigreren, net zoals zijn beste vriend en latere, zelfbenoemde literaire schatbewaarder Max Brod.

Juist in die schaarse gebeurtenissen floreert Kumpfmüller. In plaats van de humor uit Hampels Fluchten of de neurotische dynamiek uit Nachricht an alle, kiest hij voor het serieuze pad van de intimiteit van de liefde. En dat doet hij op zo’n indringende en kalme manier, dat het je geen moment onberoerd laat.

Overtuigend laat hij zien hoe twee eenzame mensen elkaar vinden en bij elkaar bescherming en troost zoeken. Aanvankelijk zijn Dora en Franz – door Kumpfmüller ‘de doctor’ genoemd – dankbaar voor het eindelijk gevonden geluk. ‘Ze zitten op het strand verhalen te vertellen over wachten. Ook de doctor heeft zijn halve leven gewacht, tenminste dat is zijn gevoel achteraf, je wacht en gelooft er niet in dat er nog iemand komt, en ineens is precies datgene gebeurd.’

Op zijn kamer in het badpension leest Dora hem voor in het Hebreeuws, waar hij nog maar weinig van bakt, maar toch van geniet. En dan schrijft Kumpfmüller over Dora’s gedachten: ‘Ik zou hier uren naar je kunnen zitten luisteren, zegt hij. Of hij zegt: Ik wil mijn hoofd op je schoot leggen, zodra ik het durf, vraag ik het je.’ Met dat ‘zodra ik het durf’ zet hij de twijfelaar Kafka ontroerend en treffend neer.

Zo ontwikkelt zich een intieme liefdesrelatie, die nergens plat wordt en toch zo ver gaat dat je je bijna een voyeur voelt. Voortdurend legt Franz zijn handen op haar buik, streelt hij haar dikke zwarte haar, ruikt hij aan haar lichaam en jurk. Verder gaat Kumpfmüller niet, seks wordt nergens beschreven. Alles blijft ingetogen en beheerst. En al die tijd is er de ontkenning van die naderende dood, bij beiden tegen beter weten in.

Zijn liefde voor Dora doet Franz beseffen dat hij tot hun kennismaking niet heeft geleefd, terwijl hij weet dat hem nog maar weinig tijd rest. Zijn eerdere liefdesrelaties, met Milena Jesenská en Felice Bauer, waren vooral moeizaam. Bij Dora daarentegen voelt hij zich voor het eerst veilig.

Wanneer Franz haar vooruit reist naar Berlijn, waar ze gaan samenwonen, waant hij zich in Doraland. Hij schrijft haar brieven waarin hij alles van haar wil weten: wat ze aan heeft, hoe haar nacht was, waarover ze met haar vriendinnen spreekt. Het haalt haar uit haar evenwicht, maar ze wil niet anders, omdat ze voelt dat ze bij hem hoort. Kumpfmüller zegt het zo: ‘Ze laat hem bij elke gelegenheid weten dat ze zichzelf pas kent sinds ze bij hem is. Alles heeft liggen sluimeren, alles was voor jou, maar ik kende je niet. Of beter: ik kende je, maar ik wist helaas nooit waar ik je kon vinden, en toen vond ik je op het strand.’

In Berlijn trekken de twee geliefden zich terug op Franz’ huurkamer, waar ze zich verschansen tegen de boze buitenwereld van de prijsstijgingen, de honger, de politieke onrust, de pogroms tegen de arme Joden in het Scheunenviertel, het morele bankroet van de Duitsers. Alsof ook op die manier de naderende dood kan worden afgewend.

Maar die dood laat zich niet verdrijven. De voorbode van het definitieve einde dient zich dan ook aan als Franz zijn manuscripten wil verbranden en zich mislukt voelt, omdat hij zijn halve leven heeft verlummeld.

En dan komt de koorts, waardoor zijn gezicht iets uitstraalt wat Dora niet kent. Op dat moment beseft ze voor het eerst dat ze hem kwijt gaat raken. In zijn beschrijving van haar angst overweldigt Kumpfmüller je als lezer, alsof de dood ineens ook bij jou aanklopt.

Wanneer Franz in het derde en laatste hoofdstuk eerst naar zijn familie in Praag en vervolgens naar een sanatorium vertrekt, blijft Dora aanvankelijk achter in Berlijn. En dan is er weer zo’n ontroerende scène als Franz ondanks haar afwezigheid voortdurend met haar praat en haar tijdens een eenzame wandeling van alles laat zien. Alsof hij dan al de geest is, die hij kort daarna zal worden. Een geest die zijn grote liefde niet wil loslaten, maar uiteindelijk vanuit een innerlijke rust, na het corrigeren van de drukproeven van zijn op de valreep uitgegeven verhalenbundel, zijn lot accepteert en glimlachend sterft.

Teju Cole - Open stad

Julius, een jonge succesvolle psychiater, maakt s' avond schijnbaar doelloze wandelingen om aan de  stress van zijn werk te ontsnappen. Hij levert zich over aan de chaos van de New Yorkse buurten en als hij te ver is afgedwaald neemt hij de metro terug naar huis. Soms knoopt hij een gesprek aan met een nobele onbekende als de situatie zich daartoe leent, maar meestal dwaalt hij alleen met zijn gedachten door de straten. Steeds merkt hij nieuwe dingen op en kan zich verwonderen over de vele verborgen schatten die de stad hem te bieden heeft. Maar hij is ook niet blind voor de keerzijde die de stad hem laat zien. De  leegstand en de penibele omstandigheden in de ghetto's laten zien dat The American Dream niet voor iedereen is weggelegd.

De relatie met zijn vriendin Nadège is op sterven na dood, sinds ze naar San Francisco is verhuisd. Ze zijn uit elkaar gegroeid, misschien omdat zij meer aanleunde bij de kerk en haar vrijwilligerswerk. Op een keer ging hij met haar mee naar een detentiecentrum bij La Guardia waar immigranten worden vastgehouden tijdens hun asielaanvraag. Het schrijnende verhaal van Saidu, gevlucht voor de gruwel van Charles Taylor greep hem aan, maar toch kon hij er afstand van nemen en brak hij zijn belofte om Saidu terug op te zoeken.

De straten die hij door loopt zijn een etnische smeltkroes, waardoor zijn gedachten soms afdwalen naar zijn jeugd in Nigeria. Die werd getypeerd door een moeilijke relatie met zijn stuurse moeder en het wegvallen van zijn vader op veel te jonge leeftijd. Julius kende er een harde tijd op school, weg van zijn ouders, maar verraste iedereen door daarna meteen naar Amerika te trekken. Hij kreeg een volle studiebeurs van Maxwell University. Zijn gedachten gaan ook uit naar zijn grootmoeder aan moeders kant, zijn nog enige levende grootouder die in Brussel woont en die hij eens dringend zou moeten opzoeken.

Julius neem zijn resterende verlofdagen op en neemt het vliegtuig naar Brussel. Hij treft er een stad die weifelt tussen oud en nieuw met onderhuidse spanningen jegens migranten. Hij laat dan ook zijn avondwandelingen achterwege. Hij brengt veel tijd door in een belwinkel waar hij geanimeerde gesprekken heeft met Farouq, een Marokkaan die naar Europa kwam met grote dromen, maar enkel teleurstelling vond. Zijn zoektocht naar zijn grootmoeder draait op niets uit en als hij zijn verlof heeft opgebruikt, keert Julius onverrichter zake terug.

De wintermaanden na zijn terugkeer worden gekenmerkt door enkele ingrijpende gebeurtenissen. V. een patiënt die Julius nauw aan het hart lag, heeft in zijn afwezigheid zelfmoord gepleegd. Professor Saito, een hoogleraar en tevens een soort mentor met wie Julius een goed relatie onderhield, sterft op de gezegende leeftijd van negentig jaar. Hij zoekt troost bij Nadège, maar die heeft zich ondertussen verloofd met een andere man. In het begin van de lente wordt Julius op straat beroofd door enkele zwarte jongeren. Hij overwint echter zijn angst en blijft wandelen. Terwijl zijn vrienden een nieuw leven opbouwen en de stad verlaten, bouwt Julius aan een toekomst voor zichzelf in New York. Die keuze valt hem niet zwaar.

Open stad is een rijke roman rond één hoofdpersonage. Eigenlijk draait het verhaal niet om hem, maar om de mensen die hij ontmoet. Gewone mensen die vaak meer te bieden hebben dan men op het eerste zicht zou denken. Mensen die het cliché van hun afkomst overstijgen. Het verhaal is ook een zoektocht van Julius naar zijn eigen identiteit die hij ontdekt in zijn omgang met anderen.

Verder leest Open stad als een alternatieve reisgids vol leuke plekjes die New York te bieden heeft en de eeuwenoude geschiedenis die eraan voorafgaat. Bovenal blijft dit boek me echter bij als een aanklacht tegen de behandeling van immigratie-stromen, gaande van de zwarten tot de Arabieren. Je kan als lezer moeilijk alles bevatten wat zich in deze roman aandient, maar sommige inzichten van Julius stemmen zeker tot nadenken.

Christophe Van Gerrewey - Op de hoogte

Met zijn debuutroman Op de hoogte won Christophe van Gerrewey de Debuutprijs 2013. Mede dankzij de steun van de Provincie Antwerpen krijgt de winnaar een geldprijs van 6.200 euro en een Montblanc vulpen overhandigd op de officiële opening van de Boekenbeurs te Antwerpen.  

Deze "roman" is een brief die niet als een brief wordt verstuurd, maar als alles goed gaat als een roman wordt uitgegeven, een roman die, na maanden van weerstand, toch door jou uit nieuwsgierigheid zal worden gekocht of in de bibliotheek zal worden ontleend...zo omschrijft de auteur dit werk.

 Een man ontwaakt in het huis van vrienden die 4 weken op vakantie zijn. Hij herinnert er zich de vorige zomer toen zijn vriendin er nog met hem verbleef. De breuk zet hem ertoe aan om haar een brief te schrijven. 

Reden waarom dit geen brief is, bestaat er in dat ik voor jou geen afzender meer kan zijn en jij voor mij niet langer de ontvanger. Als dit een brief was, dan stonden hier heel andere dingen, dan zou ik er geen rekening mee hoeven houden dat er andere mensen meelezen, als dit een echte brief was dan zou ik geloven in wat ik geschreven heb, dan zou ik denken dat ik de waarheid over ons ken  en dat het van die waarheid is dat ik je op de hoogte moet brengen. 

De naamloze ik-verteller kampt met de vraag waarom het tot een breuk is gekomen, hij kijkt terug op de periodes dat zij samen kortstondig in huizen van vrienden verbleven terwijl deze op vakantie waren omdat zij er zelf niet aan toe waren om samen te gaan wonen. Ieder jaar brachten we minstens een maand in andermans huis door, alsof we pas echt samen konden zijn in een omgeving die op het samenzijn van anderen was ingericht. Het verleden en de herinnering eraan is het enige wat er van de relatie nog overblijft en hij klampt er zich aan vast, hij wil het niet loslaten doch beseft dat de relatie voorgoed voorbij is. Tegelijkertijd is er niemand tot wie ik liever het woord zou willen richten dan tot jouIk heb overwogen je te bellen, maar ik wist dat dit niet meer mogelijk is omdat het erop uit zou lopen dat we elkaar met sorry's zouden bestoken. Geregeld speel ik voorzichtig en geconcentreerd met het idee jou te inviteren. 

Over de vriendin komen we weinig te weten, ze heeft lange zwarte haren en ze schrijft voor een cultureel tijdschrift doch plots en enigszins verrassend komt de vriendin op het einde dan toch aan het woord en geeft onomwonden haar visie op de relatie. Alhoewel de ik-verteller niet aangeeft wat de oorzaak van de breuk is geweest heeft hij hierover gereflecteerd en poogt uit te zoeken wat ertoe heeft geleid. De vraag is maar of we elkaar echt gekend hebben en niet steeds elkaar tot projecties en abstracties hebben herleid. Als lezer krijg je de indruk dat de vriendin nu aan het woord is doch het blijft natuurlijk de ik-verteller die de woorden uitspreekt en is dat nu net wat Van Gerrewey beoogt. 

Als debuut en de toch wel aparte keuze voor de briefroman vond ik dit een aangenaam en bij wijlen sterk literair boek alhoewel het emotionele toch wel wat dieper had mogen uitgewerkt worden. De inhoud van brieven is nu eenmaal veel intiemer en als de auteur opteert voor een briefroman dient hij deze intimiteit ook met de lezer te delen en dit gebrek aan intimiteit tussen de twee geliefden mis ik. 


                                

12 feb 2014

Vredesbestand tussen A.F.Th en Grunberg ?


Gaan de Nederlandse auteurs A.F.Th. van der Heijden en Arnon Grunberg hun strijdbijl begraven ? Opmerkelijk genoeg zijn beiden lid geworden van de Nederlandse Akademie van Kunsten, zo meldt website Tzum. Samen met andere kunstenaars gaan ze er ideeën uitwisselen over kunst en wetenschap.




Nochtans zijn beiden sinds 2007 in een vete verwikkeld. Van der Heijden weigerde in 2007 tijdens de uitreiking van de AKO Literatuurprijs in één ruimte met Grunberg te zitten nadat Grunberg in een open brief werk en persoon van Van der Heijden met de grond gelijk had gemaakt.


Grunberg zelf beweerde vervolgens dat hij een cordon sanitaire trok rond het Nederlandse literaire leven. In Nieuwsuur liet A.F.Th. van der Heijden weten dat hij Grunberg alvast een vraag zal stellen bij de eerste zitting van de Akademie van Kunsten : "Het feit dat je hier nu bent, betekent dat, dat het cordon sanitaire dat je rondom de Nederlandse literatuur hebt opgeworpen, dat dat nu is opgeheven ?"    

(bron : De Morgen 12/02/14)

Te ontdekken : Verhalen voor het sterven gaan

We zijn als de dood voor de dood. We kunnen ons moeilijk verzoenen met het onvermijdelijke. Verhalen voor het sterven gaan verzamelt 50 nieuwe, nooit eerder gepubliceerde verhalen over onze eindigheid en hoe we omgaan met de dood. 50 variaties op een thema dat de mens niet loslaat, 50 verhalen die duidelijk maken dat over de dood kan en moet worden nagedacht en gesproken.

Verhalen voor het sterven gaan bundelt authen-tieke verhalen van o.a. Nic Balthazar, Griet Op de Beeck, Wim Opbrouck, Pascale Platel, Annelies Verbeke, Joke Van Leeuwen, Paul Verhaeghe …

9 feb 2014

Haruki Murakami - De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren



Tsukuru Tazaki beleefde in het tweede jaar dat hij op de universiteit in Tokyo zat een zwarte periode. Tot dan toe was zijn leven rimpelloos verlopen en kon hij buigen op een hechte vriendenkring die op hem wachtte in Nagoya. Hij was als enige van het vijftal naar Tokyo gaan studeren. Hij maakte zijn eerste jaren in Tokyo geen nieuwe vrienden, maar achtte dat niet nodig. Sinds enkele jaren was hij immers opgenomen in een groep van twee andere jongens en meisjes, die samen alles met elkaar deelden. Tot bij zijn terugkomst ineens alles was veranderd. Geen van zijn vrienden wou nog contact met hem hebben. Hij had geen idee waarom.

Tsukuru vertelt deze geschiedenis aan zijn nieuwe vriendin Sala op hun vierde afspraakje. Ze is begripvol, maar kan toch moeilijk begrijpen dat hij nooit meer moeite heeft gedaan om het waarom te achterhalen. Tsukuru heeft na die gezamenlijke afwijzing een moeilijke tijd gekend, waarbij hij gedurende vijf maanden continu aan de dood dacht. Langzaam heeft hij zichzelf daarna weer opgebouwd als een ander mens, niet gelouterd, maar eerder bedachtzaam. Het waarom is op de achtergrond blijven hangen en komt soms nog bovendrijven. Sala wil dat hij terug contact zoekt met de vier en zoekt op waar ze zich schuilhouden. Voor ze verder kunnen met hun relatie dient hij zich te bevrijden van de obstakels uit zijn verleden. Tsukuru belooft hen op te zoeken om hen te confronteren.

Na zijn afwijzing leert de jonge Tsukuru in Tokyo een nieuwe vriend kennen. Haida is een schrandere eerstejaars die zich volledig vrij wil voelen in zijn denken en doen. Ze maken kennis bij het zwemmen, maar brengen al snel veel tijd met elkaar door. Haida brengt Tsukuru zijn liefde voor klassieke muziek bij en maakt hem deel-genoot van een bijzonder verhaal. Haida' s vader ontvluchtte op twintigjarige leeftijd de drukte van de stad om kennis te maken met een jazzpianist (Midorikawa) die de dood met zich meedroeg. Hij kon deze enkel overdragen aan iemand die hem vrijwillig wilde overnemen.

Dezelfde nacht dat hij het verhaal heeft gehoord, droomt Tsukuru zeer levendig dat hij wordt geliefkoosd door beide meisjes van zijn vroegere groepje. Haida komt er vreemd genoeg ook in voor en de volgende dag verdwijnt deze voor tien dagen. Haida komt terug, maar zal niet veel later voor langere tijd verdwijnen, weer zonder enige aanleiding of uitleg. Tsukuru hunkert echter naar de warmte van een meisje, daar hij deze op twintigjarige leeftijd nog niet heeft mogen ervaren. Na het vertrek van Haida komt het eindelijk zover en knoopt hij een relatie aan met een iets oudere vrouw bij wie hij zijn dromen kan waarmaken. Er volgen andere vrouwen, maar pas met de komst van Sala durft hij te dromen van een langdurige relatie.

De twee jongens van het groepje zijn heel hun leven in Nagoya gebleven. Yoshio die vroeger rugby speelde werkt nu als Lexus-dealer. Als Tsukuru hem onverwachts bezoekt, wordt hij niet vijandig verwelkomd. Met verbazing verneemt hij de ware reden van zijn verwijdering uit de groep. Hij zou Yuzuki hebben verkracht. De rest kon haar moeilijk niet geloven en koos haar kant. Yuzuki is later op dertigjarige leeftijd vermoord, maar dat wist Tsukuru al van Sala. Kei verwelkomt hem hartelijk en biedt zijn verontschuldigingen aan. Hij is intussen CEO van een bedrijf dat werknemers vormt voor bedrijven. Ergens wisten beide jongens dat Yuzuki' s verhaal niet helemaal klopte, maar ze konden geen kant op. Kort daarna is de groep uiteengevallen.

Tenslotte moet hij Eri nog opzoeken en dat vergt meer moeite. Ze is getrouwd met een Fin en heeft zich in Finland teruggetrokken. Ze heeft Yuzuki altijd onvoor-waardelijk geloofd en het was haar idee Tsukuru te verstoten. Hij vertrekt met een zwaar gemoed naar Finland, want vlak voor zijn vertrek is hij iets te weten gekomen over Sala waardoor hij begint te twijfelen aan haar oprechte gevoelens jegens hem.

De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren is een krachtige roman vol symboliek en vreemde dromen. Tsukuru heeft niet de meest bruisende persoon-lijkheid en zijn passie voor treinstations pleit ook niet in zijn voordeel. Toch duidt de kleurloosheid in eerste instantie niet op zijn persoonlijkheid. Hij leeft in een wereld waarin zijn beste vrienden in hun naam elk een kleur dragen. Zo bestond het groepje uit de rooie (Yoshio), de blauwe (Kei), witje (Yuzuki) en zwartje (Eri). Haida was grijs, maar Tsukuru bleef steeds (de kleurloze) Tsukuru. De pelgrimsjaren zijn een verwijzing naar een compositie van Liszt 's Le pays du mal, een muziekstuk waar Tsukuru en Haida veelvuldig naar luisterden en dat Yuzuki ook graag op de piano speelde.

De roman is een echte pageturner met een onverwachts einde, waarbij op magische wijze wordt gespeeld met woorden en tijd. Haruki Murakami (her)bevestigt hierbij zijn rol als grootmeester in de literatuur.

7 feb 2014

Longlist Gouden Boekenuil 2014 bekend

Vandaag maakte de vakjury van de Gouden Boekenuil zijn longlist voor 2014 bekend. De vakjury, voorgezeten door Friedl' Lesage, bepaalt wie de Gouden Boekenuil in de wacht sleept. De juryleden zijn vijf literaire recensenten uit Vlaanderen en Nederland. Ook een honderd-koppige lezersjury bepaalt een eigen winnaar uit de vijf romans die de shortlist halen. De Prijs van de Lezersjury is 2.500 euro waard, en een pen van MontBlanc. Op 24 april kennen we de winnaars.
 
De geselecteerden voor de longlist zijn :
 
Jan Brokken – De vergelding
Saskia de Coster – Wij en ik
Martin Michael Driessen – Een ware held
Arnon Grunberg – Apocalyps
Theodor Holman – De grootste truc aller tijden
Rick Honings & Peter van Zonneveld – De gefnuikte arend
Tom Lanoye – Gelukkige slaven
Willem Otterspeer – De mislukkingskunstenaar
Maarten Asscher – Appels en peren
Hans Münstermann- Mischa
Jamal Ouariachi – Vertedering
Ilja Leonard Pfeijffer – La Superba
Jonathan Robijn – De stad en de tijd
K. Schippers – Voor jou
Laura Starink – Duitse wortels
Manon Uphoff – De zoetheid van geweld
Elisabeth van Nimwegen – De smaak van ijzer
Dimitri Verhulst – De laatkomer
Joost de Vries – De republiek
Stefan Hertmans – Oorlog en terpentijn.

5 feb 2014

A.F.Th. van der Heijden - Tonio

Op Eerste Pinksterdag van 2010 komt Tonio van der Heijden, 21 jaar, het enige kind van van der Heijden en zijn vrouw Mirjam Rotenstreich bij een verkeersongeval met de fiets om het leven.

Deze requiemroman leest een beetje als een dagboek van de schrijver die onverbloemd zijn zeer persoonlijke beleving van dit onnoemelijk verdriet verhaalt. Hiertussen verweven zijn allerlei anekdotes over zijn beminde zoon, die de lezer vertellen over hoe Tonio was, vanaf zijn prille begin, over jeugdjaren naar zijn jong volwassen leeftijd toe. Hij studeerde fotografie en wilde verder studeren in mediawetenschappen, was boordevol andere toekomstplannen ...

De schrijver vertelt zeer eerlijk en open over zijn rauwe verdriet om het verlies van deze jongen die nog maar net op de drempel van zijn volwassen leven stond. Van der Heijden wil door dit boek zijn zoon levend houden, want het allerlaatste dat hij wil, is aanvaarden dat Tonio er niet meer is en door iemand zou vergeten worden. Hij reconstrueert als het ware als een detective wat er de laatste weken en dagen, tot uren voor zijn abrupte levenseinde omging in het hoofd en hart van zijn zoon.

Ongeveer één jaar na het ongeval wordt het boek uitgebracht en het wordt in 2012 ook
- zeer terecht – bekroond met de Libris Literatuurprijs en de NS Publieksprijs.
Dit beklijvende verhaal zou ik iedereen aanraden die niet bang is om meegesleept te worden in zeer intiem verdriet.